Vraag 1

In een rechterzijweg staan achtereenvolgens de volgende drie straatnaamborden.
Waar is de opdracht “De Zeis” R uitvoerbaar, waar is de opdracht “De zeis” R uitvoerbaar en waar is de opdracht “’t Sticht” R uitvoerbaar?
  

 

Antwoord 1

 

1. De opdracht “De Zeis” R is uitvoerbaar bij weg 2.
2. De opdracht “De zeis” R is uitvoerbaar bij weg 1.
3. De opdracht “’t Sticht” R is uitvoerbaar bij weg 3.
 
 

 

Vraag 2

 Waar is de opdracht 21. Voor RC R uitvoerbaar?

 

 

Antwoord 2

In artikel 9f van het DRR is geregeld dat je bij dit soort opdrachten gewoon de laatste mogelijkheid dient te nemen. RC X = goed.
Dat er in dit voorbeeld sprake is van een meersprong doet niet ter zake.
Denk voor het gemak de linkerweg even weg en niemand twijfelt eraan dat RC Y fout is.
 
 
 
 

Vraag 3

Is het uitzetters toegestaan onderstane routeopdrachten te geven van rangtelwoorden in combinatie met de voorzetsels bij en voor?
10. Voor tiende gebod R
11. Bij 2e prijs L
12. Voor 2e voornaam L
 

Antwoord 3

Nee.
Een val mag niet gebaseerd worden op kennis (bij de deelnemers) van het URR. De uitzetter moet zich wel houden aan het URR artikel 9 waarin is geregeld dat het niet is toegestaan om een rangtelwoord te gebruiken in combinatie met de voorzetsels bij en voor.
 
 

Vraag 4

Een aanhoudend routeopdracht is afgesloten zodra het (een) oriënteringspunt van de volgende routeopdracht is bereikt. Kan dat ook een oriënteringspunt uit de volgende neutrale opdracht zijn.
Bij welk oriënteringspunt is opdracht 2 afgesloten?
 
2. aanhoudend 2e weg R
A. VRW R
3. na “Y” 2e weg R
 

Antwoord 4

Artikel 2 van het DRR maakt onderscheid tussen routeopdrachten en neutrale opdrachten. In artikel 13 van het DRR is geregeld dat een aanhoudend routeopdracht is afgesloten wanneer het (een) oriënteringspunt van de volgende routeopdracht is bereikt. En in het URR artikel 13 wordt uitzetters verteld dat ze in de routeopdracht die volgt op en aanhoudend opdracht gebruik moeten maken van tenminste 1 oriënteringspunt. Uitzetters kunnen een aanhoudend routeopdracht derhalve niet laten volgen door een neutrale opdracht aangezien dan niet geregeld is hoe deelnemers daarmee om moeten gaan.
 
 

Vraag 5

In artikel 5.j.2 wordt bepaald dat een gelegenheid voorzien van het verkeersbord aanduidende doodlopende weg niet als gelegenheid moet worden beschouwd! In dit artikel wordt niet gesproken over eventuele onderborden (bv na 500 M). Moet zo’n onderbord in de beoordeling worden betrokken?
 

Antwoord 5

Ja.
Het wegenverkeersreglement is ook op onze rittensport van toepassing. Verkeerstechnisch is er pas na 500 meter sprake van een doodlopende weg en dat geldt ook voor een beoordeling voor de rittensport.
 
 

Vraag 6

Is de beoordeling van de uitmonding van een autosnelweg eender als die van een weg met gescheiden rijbanen?
 

Antwoord 6

Nee.
Bij een autosnelweg is er geen sprake van een weg met gescheiden rijbanen. Er is sprake van een oprit en een afrit die je van deze zijde rit niet mag inrijden.
De uitmonding is dus de breedte van de oprit. Het ‘bijvlak’ heeft dus de breedte van de oprit!